Kerst: verschrikkelijk dichtbij?

Overdenking door Annemarie Krijger naar aanleiding van Lucas 2: 1-21

8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ 

De komende kerstdagen zal  weer de verkondiging beginnen met ‘In die tijd…’ uit Lucas 2. Het verhaal van de volkstelling die Jozef dwong met zijn zwangere vrouw te gaan reizen naar de plaats waar zijn wortels lagen: Betlehem, waar ooit zijn verre voorvader David (In de Koran Dawoud genoemd) geboren was en de kudde van zijn vader Isaï gehoed had. De eerstgeborene van Maria kwam ter wereld en werd  in doeken gewikkeld. Een kind onder de duizenden kinderen die dagelijks ter wereld komen. De wereld werkt, slaapt, eet en bidt door, een aantal schaapherders houdt de wacht in de velden van Efrata.

Schaapherder: een beroep dat de geleerden in die tijd niet aanraadden. In hun zwervend bestaan zouden de herders immers de wetten en gebruiken omtrent reinheid vast niet te nauw nemen. Een aards, ruw, weinig verfijnd leven zou het zijn. ‘volk van de aarde’ werden herders daarom ook wel minachtend genoemd. Lees: ‘niet van de hemel.’ Daar, in het donker van de nacht, staat deze herders de ontmoeting van hun leven te wachten. Een boodschap uit de hemel breekt hun denken en rusten aan het eind van de dag binnen. Een engel verschijnt hun. Als er een moment in de wereldgeschiedenis is dat er engelen moeten verschijnen, dan nu, zegt de hemel! Want terwijl de aarde slaapt vindt er in de hemel een geboortefeest plaats. “Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken.”

Hoewel we hier misschien net als die herders wat overdonderd raken door de verrassing van licht en de engel, moeten we goed blijven lezen wat de evangelist Lucas ons wil vertellen. Ten eerste beperkt het licht zich niet tot een bliksemflits aan de hemel of een vriendelijke waas rond de vleugels van de engelen. Het licht valt op de hérders; zij raken erdoor omgeven. Over hun leven valt op dat moment het licht van de hemel. Ten tweede, dat hebben de herders direct goed begrepen, komen ze daardoor recht tegenover de Heer van de Hemel zelf te staan. Het is Zijn licht, dat wil zeggen Zijn heerlijkheid, Zijn aanwezigheid, die op de herders valt. En God is licht, er is in hem geen spoor van duisternis. (1 Johannes 1:5)

De herders schrikken, staat er dan. Daar wordt niet alleen schrik van de verrassing bedoelt, zoals je kunt schrikken als iemand een deksel laat vallen of je plotseling vastgrijpt. Ze zijn ontzet. Misschien is het gevoel nog het meest te vergelijken met een ervaring van naaktheid. (Plotseling je kleding kwijtgeraakt te zijn tijdens een alledaagse bezigheid in gezelschap is een voor velen herkenbare nachtmerrie. Dat heeft niet zozeer met seksualiteit te maken, maar alles met schaamte en kwetsbaarheid.) In Gods licht, tegenover een heilige, nog nooit in zonde gevallen engel, voelen de herders zich naakt, beschaamd, sterfelijk, onvolkomen. Ook voor de profeten, Zacharias en Maria was de ontmoeting met een engel een ontzettende ervaring. (Lukas 1:12, 1:30) Steeds duidelijker getuigden de profeten over de komst van God zelf, om de aarde te richten en te reinigen. De Heer komt, beseffen nu ook de herders: maar vrees overvalt hen en ons. Want de Heer van de hemel komt plotseling verschrikkelijk dichtbij. Wie zal dat kunnen doorstaan? (Maleachi 3:2-3)

Verweven met die aankondiging (de Heer komt!) klonken bij de profeten, en klinkt uit de mond van die engel een boodschap van troost, een uitweg:  wees niet bang. Ik verkondig u grote vreugde. Jullie Redder is geboren. Niet verschenen zoals de schrikwekkende engel, maar geboren. De hemeling spreekt van een kind, doekjes, een kribbe. De Heer komt wel heel dichtbij, maar niet langer verschrikkelijk. Hij komt als Redder, komt als kind. Als u aan een van die herders had gevraagd: ”Indien iemand mij vraagt wat het evangelie is, wat kan ik dan antwoorden?” Dan geloof ik dat hij u zou zeggen: “Het evangelie, dat is dat ik op een dag opeens tegenover de hemel stond en het oordeel vreesde en dat God toen zijn engel (de dominee, een vriend, vriendin, een bijbeltekst) liet zeggen: ‘wees niet bang. Uw Redder is geboren. U zult hem vinden.’”