,

‘Je bent mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt’

Psalm 2,7

Door ds. Marten de Vries

Je kunt Psalm 2 samen met de eerste Psalm zien als opschrift boven het hele Bijbelboek Psalmen. Beide psalmen kennen zelf geen titel en terwijl Psalm 1 begint met ‘Gelukkig de mens die niet meegaat met wie kwaad doen’ eindigt de tweede psalm met ‘Gelukkig wie schuilen bij hem.’ En die ‘hem’ dat is dan Gods Zoon.

In de Bijbel wordt niet alleen Jezus aangeduid met ‘Gods Zoon’. Het hele volk Israël wordt wel zo genoemd.[1] Ook de eerste mens, Adam.[2] En ook engelen.[3] In Psalm 2 is het de titel van Israëls koning. Terwijl de volken rondom het oude Israël hun koningen als goden zagen, benoemde de ene ware God de vorst over zijn volk als zijn ‘zoon’. Die werd als het ware door Hem als zodanig geadopteerd. Daarmee werd de bijzondere relatie aangeduid tussen God ener- en David en zijn opvolgers anderzijds.

Zegt het dus niets over Jezus’ goddelijkheid als hij in de Bijbel ‘Gods Zoon’ heet? Jezus is op een unieke manier de Zoon van God. Naar de mens gesproken is hij de erfopvolger van David.[4] Psalm 2 wordt in het Nieuwe Testament ook meermalen op Jezus betrokken. Maar tegelijk is Hij ‘de eeuwige natuurlijke Zoon van God’.[5] Davids koningschap was een schaduw van de komende heerschappij van Hem die zei: ‘‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde’.[6]

Jezus heeft als geen ander het zoonschap van God ook helemaal waar gemaakt. Hij werd door God zelf aangewezen als zijn Zoon toen Hij de doop door zijn heraut Johannes onderging: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.’[7] Later klonk dezelfde stem nog eens uit de hemel toen Jezus met zijn voornaamste leerlingen de berg op was gegaan.[8]

Het was vooral door zijn opstanding uit de dood dat Jezus, die uit David voortgekomen was, als Gods bloedeigen Zoon werd aangewezen.[9] En nog meer na zijn glorieuze hemelvaart. Wanneer de schrijver van het boek Hebreeën daarover te spreken komt citeert hij Psalm 2: ‘Tegen wie van de engelen heeft God ooit gezegd: ‘Jij bent mijn Zoon, Ik heb Je vandaag verwekt?’[10]

‘Bewijs eer aan zijn zoon met een kus, anders loopt uw weg dood’, zo luidt Psalm 2,12. De woorden uit vers 9 over ‘stukslaan met een ijzeren staf’ blijken ook meermalen op Jezus te slaan.[11] Toch is het lied niet vooral een bedreiging. Eerder een hartelijke uitnodiging. ‘Wees verstandig’, ‘onderwerp u’, ‘bewijs eer’, klinkt het.

‘Wij moeten hun juk afwerpen’, zeggen machtige mensen met grote monden over God en de Messias, Psalm 2,3. Jezus zegt: Werp mijn juk niet áf, ‘neem mijn juk óp je en leer van Mij (…). Mijn juk is zacht en mijn last is licht.’[12]

 

 


 

[1] Exodus 4,22. Cf. Deuteronomium 32,5v.18; Hosea 11,1-3.

[2] Lucas 3,38.

[3] Job 38,7.

[4] Lucas 1,32.

[5] Heidelbergse Catechismus Zondag 13.33.

[6] Matteüs 28,18.

[7] Matteüs 3,17.

[8] Matteüs 17,5.

[9] Romeinen 1,4.

[10] Hebreeën 1,5.

[11] Openbaring 12,5; 19,15.

[12] Matteüs 11,29.30