,

“Wie niet steelt of erft, werkt tot hij sterft”

Overdenking door Erika van Nes

Hebreeën 9:11-17

11 Maar toen is Christus verschenen,  de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is. 12 Hij is niet door bloed van bokken en kalveren,  maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.

13  Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus,  Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!

15 En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe verbond,  opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen.16 Immers, waar een testament is, daar is het noodzakelijk dat de dood van de maker van het testament vastgesteld wordt. 17  Want een testament is bindend na iemands dood. Het wordt immers nooit van kracht zolang de maker van het testament nog leeft.

Wanneer christenen aan moslims uitleggen waarom het zo belangrijk voor hen is dat Jezus écht gestorven is aan het kruis, zijn er verschillende aspecten te noemen: door Zijn dood betaalt Jezus de schuld van onze zonde; door Zijn sterven in onze plaats neemt Hij de schande van ons weg en krijgt God weer de eer die Hem toekomt. In de Bijbel in het boek Hebreeën wordt nog een aspect beschreven: de dood van Jezus luidt een nieuw verbond in, en de zegeningen die bij dit nieuwe verbond horen, worden als erfenis gegeven aan hen die aan Gods uitnodiging tot het heil gehoor hebben gegeven.1

De brief aan de Hebreeën moet eigenlijk als één geheel gelezen worden; het is een kernachtig betoog waarin vanuit het Oude Testament (het oude verbond) lijnen getrokken worden naar Jezus Christus, om aan te tonen “dat de genade die beschikbaar is in Jezus Christus in alle opzichten veel meer is dan het oude verbond kon bieden.”2 In deze overdenking zoomen we in op de perikoop in hoofdstuk 9, vers 11-17. Deze perikoop staat in de directe context van hoofdstuk 8:1 tot hoofdstuk 10:18: een gedeelte wat specifiek gaat over het oude en het nieuwe verbond. De onvolmaaktheid van de offers onder het oude verbond wordt geplaatst tegenover de volmaaktheid van het offer van Christus.3

Ten tijde van het oude verbond werden er jaar in jaar uit offers gebracht; offers waarbij het bloed van (volmaakte) dieren moest vloeien, maar die nooit tot volmaaktheid konden brengen. Het bloed van ongeschonden dieren had het eerste verbond bekrachtigd, maar kon niet meer doen dan tijdelijke reiniging van het lichaam. Maar met Jezus treedt een nieuw verbond in werking, met veel grotere consequenties. En ook dit verbond krijgt pas rechtskracht als er bloed van een volmaakte vloeit. Alleen..het gaat hier niet langer om het bloed van dieren..

De auteur van de brief aan de Hebreeën maakt een vergelijking met een testament: een testament treedt past in werking wanneer de erflater dood is. Een testament heeft geen rechtskracht zolang de erflater nog leeft.

Zo ook met Christus. Het heil met alle zegeningen die daarbij horen, worden ‘erfenis’ genoemd. Wat dit nieuwe verbond inhoudt, wordt verteld in Hebreeën hoofdstuk 8 vers 10-12:

‘Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere. Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen. Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken.’

Het nieuwe verbond wordt gekenmerkt door een vernieuwing van de mens door God van binnenuit, door echte kennis van God die voor iedereen toegankelijk is, en door definitieve vergeving!4 Wat een erfenis!

Maar ook deze erfenis voor de geroepenen (vers 15), komt hen pas toe wanneer het verbond met bloed gesloten is. Wanneer we de brief aan de Hebreeën lezen, en specifiek het gedeelte uit hoofdstuk 9, is overduidelijk wie het verbond bekrachtigd met bloed: niemand anders dan Jezus Christus. Hij is de bemiddelaar van het nieuwe verbond, Hij is degene die dit verbond bekrachtigd. En dat betekent nogal wat: wil het verbond van kracht worden, wil de erfenis bij de erfgenamen komen, dan moet er bloed vloeien.. Niemand anders dan Jezus Christus, de Middelaar van het nieuwe verbond, moet dood om het verbond in werking te laten gaan. Een heerlijke erfenis, maar de prijs is hoog.

Bovenaan deze overdenking staat het gezegde: “Wie niet steelt of erft, werkt tot hij sterft”. Er worden drie mogelijkheden geboden: stelen, erven, of werken. Stelen is geen optie. Blijven erven of werken over. Wat een rust dat Christus ons geweten wil reinigen van dode werken om de levende God te dienen! Door Hem mogen we de erfenis ontvangen: door Hem mogen we innerlijke vernieuwd worden, door Hem mogen we echte kennis van God hebben, door Hem mogen we definitieve vergeving ontvangen.

Alle eer aan het Lam!


1) H.R. van de Kamp, Hebreeën; Geloven is volhouden, Commentaar op het Nieuwe Testament, 3e serie (Utrecht: Kok, 2012), 223.

2) H.G.L. Peels en P.H.R. van Houwelingen, eds., Studiebijbel in perspectief (Heerenveen: Jongbloed, 2009), 1648.

3) Herziene Staten Vertaling

4) Peels en Van Houwelingen, 1657.