Het cadeau van Kain en Abel

Het cadeau van Kain en Abel

In Het Kruispunt komen we regelmatig met moslims, christenen en wie er maar bij wil zijn, samen rond een verhaal uit de bijbel. Soms een zeer bekend verhaal. Het verhaal hoe God de wereld maakte bijvoorbeeld. En over de bomen in de hof, de slang en het verdriet als Eva en Adam op hem hebben vertrouwd. Om het verhaal te kunnen ‘vatten’ moet je de eerdere verhalen in gedachten houden. Voor de bijbellezers is het een leerzame uitdaging om je een verhaal in eenvoudig Nederlands eigen te maken. Om je af te vragen wat woorden eigenlijk betekenen. Om het uiteindelijk in een paar minuten zó te vertellen, dat we er samen over na kunnen denken: wat wil Gód ons nu vertellen? Vandaag een inkijkje bij een ochtend rond het verhaal van Kain en Abel. En als je het verhaal zelf weer verder wilt vertellen, eronder wat toelichting en gespreksvragen.

 

Het verhaal

 We hebben al eens het verhaal verteld over de eerste mensen die God heeft gemaakt: Adam en Eva. Adam en Eva luisterden naar de slang. En nu is het leven niet alleen meer mooi en goed. Nu is er veel pijn en verdriet. Maar God belooft ook iets: Eva zal kinderen krijgen. En een kind van Eva zal de slang, het kwaad, overwinnen. En het verhaal van God en mensen gaat verder.

 Eva wordt zwanger van Adam, en ze krijgt een zoon. Ze geeft hem een naam, Kain. En ze roept uit: ik heb een man van God gekregen! Ze krijgt nog een zoon, die noemen ze Abel. Abel betekent: lucht, nietig. Abel wordt schaapherder. Kain wordt boer, hij laat eten groeien op het land. Na een tijdje brengt Kain een offer aan de Heer. Hij geeft het eerste van het eten dat gegroeid was op het land. Ook Abel brengt een offer. Hij geeft schaapjes uit zijn kudde, het beste dat geboren is. (Om ze te geven, doodt hij ze). God ziet Abel en zijn offer. Maar Kain en zijn offer, daar kijkt God niet naar.  Kain wordt boos, jaloers, zijn gezicht wordt donker. God vraagt aan Kain: Waarom ben je zo boos? Jaloers? Waarom is je gezicht zo boos? Als je het goede doet, is er toch eer? Maar pas op, de zonde ligt op de loer. Het wil je pakken. Maar jij moet overwinnen!

Kain praat met Abel. Als ze op het veld zijn, helemaal alleen, dan valt Kain Abel aan. Kain slaat Abel dood. Dan vraagt God aan Kain: Waar is je broer, Abel? En Kain zegt: Ik weet het niet, moet ik soms op mijn broer passen? De Heer zegt: wat heb je gedaan! Ik hoor het bloed van je broer, het roept. Het roept vanaf de grond. Je bent vervloekt! Je moet weg van dit land, deze grond, waar je doodmaakte. Waar het bloed van je broer ligt. Wat je ook doet, de aarde zal je weinig leven geven. Je moet vluchten, je wordt een zwerver op de aarde.

Kain roept: Nee! Mijn zonde, deze straf, ze zijn te groot. Ik kan ze niet dragen! U jaagt me weg van het land, en voor u moet ik me verstoppen! Als iemand me ergens vindt, dan maakt hij me dood! God hoort Kain. Hij zegt: Wie Kain doodmaakt, zal ik zwaar straffen. En God de Heer geeft Kain een teken, zodat niemand hem zal doodmaken. En Kain ging weg. Hij kreeg een vrouw, en kinderen, en kleinkinderen. Eén van die kleinkinderen zong een woest lied.

Wie mij aanraakt, ik steek hem neer,
wie me pijn doet, ik maak hem dood.
Wie Kain zou doden, zou God straffen,
maar ik, Lamech, ik zal blijven doden!

Adam en Eva kregen ook weer een zoon. Eva zei: God heeft mij weer een zoon gegeven, in plaats van Abel, die Kain heeft doodgemaakt. En die zoon kreeg ook weer kinderen. En de mensen bleven, ook toen, bidden tot God.

 

Gesprek: Cadeau

Zou Eva, toen ze Kain kreeg, aan de belofte van God hebben gedacht? Zou dít het kind zijn, dat het kwaad zou overwinnen? Ze was zo trots op hem.

Dan brengen beide mannen een ‘offer’. Een ‘gave’. Eigenlijk een soort cadeau. Het is iets uit je leven waarmee je afhankelijkheid van God betuigt, je opnieuw zijn nabijheid zoekt, zegen vraagt. Als klein mens dat dikwijls de weg kwijt is. Beide gaven, van Abel en Kain, zijn prima cadeaus. Toch kijkt God naar dat van Abel, en niet naar dat van Kain. Houdt God hier een wedstrijdje offeren, wie het grootste, beste cadeau geeft? God heeft toch niets te eten nodig?  Of is er iets anders aan de hand?    

In het gesprek gaat het over cadeaus. Wat  zijn dat? Waarom geef je ze? Hoe ontvang je ze? Je geeft ze om dichter bij elkaar te komen. Om liefde, waardering te uiten. Soms om iets goed te maken. Met een cadeau wil een mens iets zeggen. Een deelneemster geeft aan, dat de grootte van een cadeau niet uitmaakt, maar het hart van de gever wel.  Ook als er iets goed te maken valt, kan een groot cadeau iets uitdrukken (hoe erg je het vindt), maar dat hoeft niet. Soms neem je een cadeau van iemand ook liever niet aan.

 

‘een rein hart’

Welk cadeau zou God graag van ons krijgen, vragen we ons samen af? Kun je God een cadeau geven, ook al heeft hij niets ‘nodig’? Wil hij dat we iets meebrengen? “God wil dat we Hem een rein hart geven,” merkt een deelneemster op. “Maar dat is zo moeilijk!” “Ja,” zegt een ander, “maar de bijbel zegt, dat God een kapot hart ook wil aannemen als je het brengt. Dat schreef David, Daoud, in een lied.”  Dat klinkt nieuw. En ook verrassend. Een kapot hart, wat zou God daarmee willen doen? Kunnen we daar iets over vertellen? We onthouden het, voor het kiezen van nieuwe verhalen!

Hoe zit het nu met het cadeau van Kaïn en Abel? In het bijbelboek Hebreeën (11:4) lezen we een aanwijzing om dit verhaal kunnen begrijpen. “Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn. Daardoor kreeg hij getuigenis dat hij rechtvaardig was; dit heeft God met het oog op zijn gaven getuigd. En door dit geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.”  Geloven betekent ‘op God vertrouwen’. Kennelijk vertrouwde juist Abel, dat kleine broertje, op God. Vanuit dat vertrouwen, besloot hij, de herder, een dier te doden om bij God te brengen. En God vond zijn offer, dat ernstige, vreemde offer goed. Hij vond het goed, dat Abel zo naar hem toe kwam. God liet Abel weten dat hij ‘rechtvaardig’ was voor hem – met andere woorden: dat Abel zo bij hem mocht komen.

Maar Kain is boos. Hij heeft begrepen, dat God met liefde en genade naar Abel en zijn offer keek. Waarom zou hij zo boos geweest zijn? Was hij jaloers? Voelde hij zich gepasseerd, omdat God ‘dat is goed’ had laten weten, aan zijn ‘broertje’? Verwachtte hij er iets voor terug, voor dat offer? We weten niet, hoe Kain zijn offer bracht. Maar als God er met hem over wil praten, wil hij niet luisteren. Houdt hij zijn hart van God weg. Hij begint te haten, en vermoord zijn broer. En weer moet God een mens vragen: “wat heb je gedaan?”

Wonderlijk, hoe God Kain straft, maar ook beschermt. Vreemd om te beseffen hoe Lamech daar later de spot mee drijft. Bij de voorbereiding trof het me opeens, hoe ingrijpend dit verhaal in de wereldgeschiedenis was. Wat moeten Adam en Eva toen wel niet gedacht hebben. Hun kinderen die elkaar vermoorden.  Zou na zo’n zonde niet alles verloren zijn? Nu zal Gods verhaal wel stoppen. Zo beschadigt is Gods schepping en de mensenfamilie door deze moord. En Kains kleinkind Lamech zingt zijn woeste lied. Het wordt vandaag nog steeds gezongen. “Ik zal blijven doden!”

En dan lees ik in de Bijbel: Eva kreeg weer een zoon, in plaats van Abel. En in die tijd riepen de mensen tot God. Gods verhaal gaat tóch verder.

 

Voorbeelden voor gespreksvragen

  • Kaïn en Abel brachten beiden iets naar God – een offer. Waarom zou God het offer van Abel wel goed hebben gevonden? Waren ze niet beiden goed?
  • Waarom werd Kaïn zo boos? En wat is Gods reactie daarop?
  • Waarom zou jij God een offer (of een cadeau) willen brengen? Wat zou God willen dat we bij hem brengen? Wat zou je er mee willen vragen/zeggen?
  • Lees het verhaal in de bijbel: Genesis 4.