,

De naamloze martelaar

Door Martijn Leeftink

De gruwelijke en zinloze moord op 21 Koptische christenen ergens op een strand in Libië bracht opnieuw een schok teweeg. In de naam van ISIS, en daarmee in de naam van Islam, werden willekeurige Egyptische arbeiders ontvoerd en als schapen geslacht voor het oog van de wereld. Hun zonde? Ze waren christen. De walgelijke zinloosheid, maar vooral ook de stuitende onwetendheid van ISIS kwam ruw naar boven. Egyptische kopten die kruisvaarders en indringers genoemd worden: Kopten waren er ver voor de eerste moslims kwamen. En deze ISIS moslims komen zelf waarschijnlijk niet eens daar vandaan, maar willen met veroveringen, à la de kruisvaarders, hun rijk stichten op plaatsen waar ze niet horen. De “Djahiliya” (periode van onwetendheid, van voor de komst van Mohammed) is terug en groter dan ooit tevoren met deze gewetenloze mensen. Hier geldt letterlijk alleen nog: ‘Vader vergeef het hun hen, want ze weten niet wat ze doen.

De 21 kopten, door hen onthoofd, werden martelaren. Ze werden gedood omdat ze bij een christelijke kerk horen. Ze werden meteen ook geprezen om hun standvastigheid. Ze hadden de naam van hun Heer Jezus op hun lippen toen ze stierven. Rabbi Yesuu’. Heer Jezus! Een uitdrukking die meer dan eens op de lippen van Arabische christenen ligt als dingen in het dagelijks leven even tegenzitten. Maar niet alleen maar een ingesleten gewoonte. Het heeft ook echt wel de betekenis dat je niemand anders hebt dan Jezus als Heer en verlosser.

De 21 kopten werden martelaren. Al snel werd op Facebook en Twitter opgeroepen om niet de gruwelijke video te delen (geef de psychopaten geen zendtijd), maar om de namen van de 21 te delen. En zo gebeurde. De lijst met namen verscheen vele malen. Dat is indrukwekkend. Er waren broers, neven, dorpsgenoten. Martelaren krijgen een naam en een gezicht. 1 martelaar kreeg géén naam. Zijn naam was ‘arbeider uit het dorp Awr’. Op het lijstje dat ik zag, was hij nummer 16.

Ik vind dat ontroerend. Martelaren zijn niet, zoals jihadisten denken, mensen die andere mensen doden door zichzelf de dood in jagen om zo het eeuwige Paradijs te verdienen. Martelaren zijn mensen die om hun geloof vervolgd en gedood worden. Sommigen worden bekend, over sommigen worden boeken geschreven en films gemaakt, zoals Dietrich Bonhoeffer of Martin Luther King. Maar vaker nog blijven ze onbekend. Geen mannen van naam, maar nobody’s. Niet gekend door de mensen om hen heen. Althans, in de wereld. Onopvallend. Niemand weet wat ze voor God gedaan hebben. Dat hoeft ook niet. God weet het. Zo ook deze naamloze martelaar uit Awr. Alles wat we weten is dat hij gedood is omdat hij christen was en Jezus als Heer beleed. En waarschijnlijk geliefden achterlaat in nog grotere armoede.

Naamloze martelaren. Waarom heeft dat ook iets moois? Waarom is dat onroerend? In de bijbel schrijft de schrijver van de brief aan de Hebreeën over geloofshelden. Aan het eind van hoofdstuk 11 volgt een hele lijst met naamlozen, die stierven of vervolgd werden vanwege hun geloof en hoop op een beter leven met God. Het is een monument voor de onbekende martelaar. In deze wereld eigenlijk niets waard. Een naamloos nummer. Deze naamloze moest uit een dorp ver weg, werk zoeken in een land vol chaos en terrorisme. Zelfs daar was het kennelijk beter dan in zijn eigen plaats. Hij behoorde tot de laagste sociale klasse. Maar deze naamloze, die geen knip voor de neus waard was – zelfs geen naam bij het noemen van zijn dood – deze nobody werd door de grote almachtige God waardig gevonden om van Hem te getuigen en voor Hem te sterven. Voor hem is het monument van de onbekende martelaar uit Hebreeën 11: Zijn thuis is niet in Libië of in Awr. Zijn thuis is de hemelse stad. Voor deze wereld te goed, zegt vers 38.

In Openbaringen 2:17 gaat het over een witte steen die je als gelovige krijgt als overwinnaar. En op die steen staat een naam. Aan het begin van deze brief aan de gemeente in Pergamum (West Turkije) staat ‘U bent mijn naam trouw gebleven en hebt uw geloof in mij niet verloochend’. Zou dit ook niet voor deze naamloze martelaar mogen gelden: Hij bleef de naam van Jezus trouw. Hij stierf met die naam op zijn lippen. Maar in het lijstje is hij de enige zonder naam. Hij is een nummer, een onbekende. Maar wie sterft met de naam van zijn Heer op de lippen, tegen de verdrukking en verleidingen in van de wereld en de boze tirannen (zoals van ISIS), zal van Jezus zelf een nieuwe naam krijgen, op een witte steen van vergeving en schoonwassing door het kruis van Jezus.

De naamloze martelaar. Wij kennen hem niet. Voor ons blijft hij een onbekende. Niet veel meer dan een nummer uit een onbekend, afgelegen dorp in Egypte. Maar God kent hem bij name. Hij riep hem bij name. En hij krijgt een nieuwe naam. Bij God is hij zoals God hem bedoeld heeft. Zijn lichaam werd gedood door tegenstanders van God. Maar zijn naam leeft voort bij God zelf, die zal komen om recht te doen.

Dat is de hoop voor al die naamlozen die sterven voor hun Heer. God zal recht doen en het kwaad van deze wereld vergelden en vernietigen. Tot zolang mogen we ons tot Hem richten in hoop en gebed: ‘Hoe lang nog, heilige en waarachtige heerser, zult U het oordeel uitstellen en ons bloed niet wreken op de bewoners van de aarde?’ Toen werd aan ieder van hen een wit gewaad gegeven, en hun werd aangezegd dat zij nog een korte tijd moesten wachten, totdat het aantal van hun broeders volledig zou zijn, die evenals zij in dienst van God gedood gingen worden. (Openbaring 6:10-11, Willibrord vertaling).

Maranatha! Kom, Koning Jezus!