Met Gods ogen leren kijken

Bijbelstudie over 1 Samuel 16:7
Door: David Derksen

Samuel zal wel raar hebben opgekeken. Hij had van de Heer de opdracht gekregen om naar het huis van Isaï te gaan. Eén van de zonen van Isaï zou later koning van Israël worden, en Samuel moest hem zalven.
Eigenlijk had Samuel helemaal geen zin om naar Bethlehem te gaan. “De nieuwe koning zalven? Saul zal me vermoorden!” En dus had God Samuel een voorwendsel gegeven om toch bij Isaï op bezoek te gaan – een offermaal bij Isaï aan huis.

Eén voor één ontmoet Samuel Isaï’s zonen. De oudste, dat is Eliab. Een beer van een vent, een imposante verschijning. Niet gek dat we hem even later weer tegenkomen in het leger van Saul. Ook niet gek dat Samuel meent dat de Heer Eliab wel als koning wil zalven. Maar gelukkig is Samuel vertrouwd met de stem van Heer: “Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart” (1 Sam. 16:7). En wat voor Eliab geldt, geldt ook voor de andere zes zonen van Isaï- zij zullen niet de nieuwe koning van Israël worden.

O ja, er was nog een zoon! Blijkbaar had niemand eraan gedacht om de jonge David uit te nodigen voor het offermaal. Gauw wordt hij van achter de schapen weggehaald, en dan spreekt de Heer opnieuw heel duidelijk: “Hem moet je zalven. Hij is het” (1 Sam. 16:12). Samuel heeft zijn les die dag ongetwijfeld geleerd.

Als de Heer naar Eliab kijkt, ziet Hij wat anders dan Samuel. Dat stelt ons voor twee belangrijke vragen. Ten eerste, delft onze geestelijke conditie niet vaak het onderspit tegen onze lichamelijke conditie? God was niet onder de indruk van de spierballen van Eliab, maar van het hart van David. God kijkt niet naar uiterlijk, enorme kennis, of een groot aantal facebookvrienden, maar naar ons karakter op hartsniveau. Ik kan druk bezig zijn mijn enkele grijze haren, de lelijke eendjes van mijn verder jeugdige voorkomen, uit te trekken, zonder bezig te zijn de lelijke eendjes van mijn hart op te ruimen. Dus: krijgt Christus meer en meer vorm in ons leven?

Dan de tweede vraag: zijn wij bereid- zijn wij écht bereid- om te leren kijken met Gods ogen? Met geestelijke ogen? Ik zeg bewust ‘leren kijken’, want Samuel bewijst maar weer dat een geestelijk oordeel niet het eerste is wat in ons opkomt. Dat betekent dus dat we een hoop te leren hebben.

En zijn we dan ook – net als Samuel – bereid te luisteren naar Gods stem? Als Paulus Gods stem hoort op weg naar Damascus gaan zijn ogen open. Zijn perspectief verandert, allereerst op Jezus zelf. Jezus is niet meer die Galilese prediker met valse messiasambities, maar de gekruisigde en opgestane Zoon van God. In zijn brieven reflecteert Paulus daar verder op. We beoordelen Christus niet meer volgens de maatstaven van de wereld- de boodschap van het kruis blijkt geen zwakheid maar kracht, geen dwaasheid maar Gods oneindige wijsheid. We zijn in staat gesteld een geestelijk oordeel over Jezus te vellen (zie 2 Kor. 5:11-16).

Maar dat is niet alles. Ook Paulus’ perspectief op andere mensen verandert. Paulus reageert in zijn tweede brief aan de Korintiërs allereerst op nep-apostelen die verwarring zaaien in de jonge gemeente en Paulus in diskrediet brengen. Die nep-apostelen hechten veel waarde aan uiterlijkheden – waarschijnlijk waren ze heel geleerd en welbespraakt. Maar, argumenteert Paulus vanuit zijn eigen achtergrond, zijn tomeloze inzet als vrome Jood – zijn uiterlijkheden – maakten hem geen haar beter dan iemand anders. We kunnen mensen dus niet op uiterlijkheden beoordelen. Alle mensen hebben even hard iemand nodig die hen bevrijdt van de macht van de zonde. Het goede nieuws van het evangelie is dat er een bevrijder is – Jezus Christus.

Als we dit onder ogen zien gaan we anders naar onze medemens kijken. Niet met angst, niet met argwaan, niet met terughoudendheid. Nogmaals: zijn we bereid te leren kijken met Gods ogen? In een tijd van polarisatie en vooroordelen worden wij uitgedaagd om te kijken met Gods perspectief. God ziet prachtige mensen van wie Hij houdt, voor wie Jezus is gekomen. Hij ziet mensen met een verlangen in hun hart naar hoop, naar liefde, naar vrede. Mensen op zoek naar geborgenheid en vervulling. Mensen naar wie God Zich heeft uitgestrekt in Jezus en naar wie Hij Zich wil blijven uitstrekken door ons. Laat het niet zo zijn dat ons beperkte zicht daar een belemmering voor is…